Floris en Lisa zitten in het eerste jaar van de BOL-opleiding Orthopedisch techniek. Floris doet deze opleiding omdat hij heel graag iets voor andere mensen wil betekenen, “en ik wil ook graag lekker in de praktijk werken, lekker bezig zijn. Ik ziet niet graag stil, ik werk graag door. Je leert heel veel materialen kennen, onder andere omdat je veel met kunststof werkt. Je leert bijvoorbeeld hoe een orthese eruitziet of hoe je een prothese moet maken.” Hij legt uit hoe hij een kunstbeen maakt: “Eerst mix je gips met water. Dan krijg je een papje, en dat giet je in een mal van een been. Dan krijg je de vorm van een been, zeg maar. Die vorm bewerk je dan: je maakt hem langer, of je maakt de enkels dikker. Uiteindelijk trek je er kunststof omheen en dan heb je een kunstbeen.” Om het helemaal op maat te maken voor de gebruiker, moet hij het nog slijpen en verder bewerken tot een passende prothese. “Ik vind het heel leuk om te doen. Ik merk dat ik hier heel erg tot mijn recht kom. Veel uitdaging, wel heel moeilijk af en toe omdat je heel veel kennis opdoet. Bijvoorbeeld over de stand van het been, of over de anatomie, of het natuurkunde gedeelte. Bijvoorbeeld hoe je gips moet harden en zo. Je moet wel heel precies kunnen werken. En je moet ook wel een beetje door kunnen werken, want er komt heel veel kijken bij een orthese of prothese. Het is niet in een paar tellen gebeurd.”
Lisa vindt het een leuke opleiding, vooral door de combinatie van techniek en mensen helpen. “Ik vind het ook superleuk om oplossingen te bedenken voor problemen die er zijn. Voor mensen die bijvoorbeeld een been missen. Dat ik dan een nieuw been kan maken, zodat ze weer door kunnen gaan met lopen! Je leert gewoon het vak. Je leert met héél veel mensen omgaan. Je leert van alles over het menselijk lichaam. Over de anatomie van de enkels en de benen. En welke spieren er allemaal zijn. Je leert ook ortheses en protheses te vervaardigen. Dat krijg je meteen in het eerste jaar in de eerste periode.”
Ook de school vindt ze heel erg leuk: “Het zijn kleine klassen waardoor je heel veel aandacht krijgt en dat heb je ook wel nodig als er iets is, bijvoorbeeld een bobbeltje of een rafeltje of zo, dat vinden mensen niet fijn, dat gaan ze voelen. En dat moet je natuurlijk niet hebben, want een orthese komt heel erg precies. Je moet echt een mens zijn die heel erg met andere mensen om kan gaan, goed kan communiceren en je moet techniek ook wel een beetje leuk vinden. Want je bent natuurlijk bezig met heel veel kunststof, maar ook met metaal en met dingen buigen en zagen. Dus je moet niet bang zijn en ook niet bang zijn om vies te worden.”